Toen ik klein was, dacht ik dat grote mensen alles weten.
Ik verwachtte een magische software update -zo rond mijn achttiende- met daarin alle kennis en kunde die zo vanzelfsprekend volwassen lijkt. De gebruiksaanwijzing van de wasmachine, hoeveel postzegels je op een brief moet plakken, hoe vaak je W.C.papier koopt zodat er nooit te weinig of juist veel te veel is, hoe je een vakantie boekt, waar je je sleutels bewaart zonder ze kwijt te raken, wanneer je je verjaardag viert en met wie je dat dan doet, hoelang je sperziebonen kookt, hoe je een losgeraakte knoop vastzet aan je jas, wat belastingschijven precies zijn, waar je de liefde van je leven ontmoet; ik ging er vanuit dat àlle grote mensen dat weten.
Kinderen hebben het veel moeilijker, vond ik. Zij moeten alles immers nog leren. Niemand die vertelt hoe je opgroeit; alleen de klok die doortikt en je iedere dag een beetje ouder maakt. En hoe ouder je wordt, hoe meer verantwoordelijkheid je krijgt. Het ene jaar moet je naar school, dan komt er opeens huiswerk bij, verplichtingen op de sportclub en hoe ga je eigenlijk om met valsspelende knikkeraars op het plein?
Het leek me heerlijk om groot te zijn; een eigen huis met eigen regels en eigen werk met eigen geld. Niemand die zegt wat goed is en wat fout; je weet het allemaal zelf, bepaalt zelf en niemand is de baas.
Toen ik op mijn negentiende op mezelf ging wonen, bleek al gauw dat mijn 'MAGISCHE SOFTWARE-UPDATE VOOR VOLWASSENEN' vertraging had opgelopen. Ik wist nog lang niet hoe alles moest. Toch diende het volwassen leven zich aan.
Opeens had ik een eigen brievenbus waar niet alleen lieve kaartjes, maar ook papieren over ziektekostenverzekeringen en huur werden bezorgd. Een rekening voor dit; een nota voor dat. En of ik extra wilde lenen. Of juist niet. Reclame over superverstandige investeringen. Of toch maar sparen? Folders van supermarkten, want o ja, eten moest ook nog bereid. Studentenverenigingen langs of toch een studievereniging? En waar print je eigenlijk als je geen printer hebt? Hoe sport je zonder de club van thuis? Waar vind je je nieuwe beste vrienden? Hoe plak je een band? Wat is het verschil tussen bruin brood en volkorenbrood? Hoeveel betaal je redelijkerwijs voor een avondmaaltijd? Hoe zorg je ervoor dat je niet eindeloos lang in de rij staat op de markt? En mag je eigenlijk wel geld uitgeven aan een bos bloemen die toch weer doodgaat? Of is dat geldverkwisting?
In mijn studentenstad vol bollebozen leek het me sterk dat iedereen zomaar wat deed. Het leek me onwaarschijnlijk dat eigenlijk niemand wist wat te doen. Mijn ouders leerden me dat ik respect moet hebben voor docenten, artsen, ambtenaren -kortom: mensen die een moeilijke opleiding hadden gevolgd.
Ik was ervan uitgegaan dat respect stoelde op zoiets als kennis. Of in elk geval kunde. Ik, daarentegen, rommelde maar wat aan...
Inmiddels, vijf jaar later, is het vat der (levens)wijsheid nog altijd niet aan mij geopenbaard. De diepvriespizza's die ik at zijn op één hand -oké, misschien twee handen- te tellen. So far, so good. Toch heb ik nog altijd geen flauw benul van hoe volwassen-zijn werkt. Bij ieder gesprek met een instantie (en dat zijn er nogal wat als je ziek bent), iedere serieuze brief in mijn brievenbus en eigenlijk alles wat met geld te maken heeft, voel ik me weer dat kleine meisje van acht dat ‘groot mensje’ speelt.
Je moet naar school om te leren wat anderen hebben bedacht dat jij moet weten. Met het leven zelf kun je enkel kennismaken door maar gewoon de wijde wereld in te trekken, op je stoute schoenen. Vallen, opstaan, vallen, opstaan, vallen, opstaan. Van aanrommelen is nog nooit iemand doodgegaan.
Waarschijnlijk kom ik zo op de enige les die ik mijn (niet-)volwassen zelf kan geven: experimenteer! Er is geen handleiding. Je merkt vanzelf wel of iets werkt. Of niet. Dan probeer je het gewoon opnieuw. En nog een keer. En nog een keer. Net zolang tot je denkt ‘mwah, nu begint het ergens op te lijken'. Die sperziebonen, bijvoorbeeld, haalde ik de eerste keren om de twee minuten uit de pan. Waren ze gaar, dan mochten ze op mijn bord. Anders moesten ze terug. Het bleek -en blijkt- vaak 'anders’ te zijn. Oftewel...
1) Uitdagingen blijven komen &
2) Zolang je daarvan geniet, heb je je leven prima op de rit.